Een van de meest gewaardeerde eigenschappen van de atlasceder is zijn natuurlijke, sierlijke en majestueuze groeiwijze. De boom ontwikkelt vanzelf een prachtige piramidale vorm die met de jaren breder en karaktervoller wordt. Dit betekent dat de atlasceder in principe zeer weinig tot geen snoei nodig heeft. In tegenstelling tot veel loofbomen of vormheesters, is het snoeien van een ceder om de vorm te ‘verbeteren’ of de grootte drastisch te beperken, meestal onnodig en vaak zelfs schadelijk. Onjuist snoeien kan de natuurlijke schoonheid van de boom permanent verstoren en leiden tot onherstelbare schade.
De belangrijkste en meest voorkomende reden om een atlasceder te snoeien, is het uitvoeren van corrigerend onderhoud. Dit omvat het verwijderen van dode, beschadigde of zieke takken. Dood hout kan een bron van schimmelinfecties zijn en kan bij storm afbreken en schade veroorzaken. Beschadigde takken, bijvoorbeeld door sneeuwbreuk of wind, moeten worden teruggesnoeid tot een gezonde zijtak of tot de stam om een schone wond te creëren die goed kan genezen. Het wegnemen van dit soort takken verbetert niet alleen de veiligheid en de gezondheid van de boom, maar ook zijn algehele uiterlijk.
Een andere geldige reden voor snoei is het verwijderen van takken die een probleem vormen. Dit kunnen takken zijn die tegen een gebouw schuren, te laag over een pad hangen, of in de knoop raken met de takken van een naburige boom. Ook het weghalen van kruisende of schurende takken binnen de kroon zelf kan wenselijk zijn om wonden en toekomstige problemen te voorkomen. In zeldzame gevallen kan een ceder een dubbele top ontwikkelen; het is dan verstandig om in een vroeg stadium een van de twee toppen te verwijderen om een sterke, centrale leider te behouden.
Het is van het allergrootste belang om te begrijpen dat een atlasceder, net als de meeste coniferen, niet kan teruggroeien vanuit oud, kaal hout. De takken hebben slapende knoppen in de oksels van de naalden, maar niet op de kale, oudere delen van de tak. Dit betekent dat elke snoeisnede moet worden gemaakt op een punt waar nog groene naalden of een levende zijtak aanwezig is. Het rigoureus terugsnoeien van een tak tot in het kale hout zal resulteren in een lelijke, dode stomp die nooit meer zal uitlopen.
De beste tijd om te snoeien
De timing van de snoei is een belangrijke factor voor het welzijn van de atlasceder. Hoewel het verwijderen van dode of acuut beschadigde takken op elk moment van het jaar kan gebeuren, is er voor andere snoeiwerkzaamheden een voorkeursperiode. De allerbeste tijd om een atlasceder te snoeien is tijdens de rustperiode, in de late winter of het allervroegste voorjaar (februari-maart), voordat de nieuwe groei begint. De boom is dan in rust, de sapstroom is minimaal, en de snoeiwonden hebben de tijd om te beginnen met genezen voordat de actieve groeiperiode start en de kans op infecties toeneemt.
Meer artikelen over dit onderwerp
Snoeien in deze periode minimaliseert de stress voor de boom en vermindert het risico op ‘bloeden’ (het lekken van hars) uit de wonden. Bovendien is de structuur van de boom in de winter goed zichtbaar, wat het gemakkelijker maakt om te bepalen welke takken moeten worden verwijderd. Een bijkomend voordeel is dat eventuele ziekteverwekkers en insecten in deze koude periode minder actief zijn, waardoor het risico op infectie van de verse wonden kleiner is.
Het wordt sterk afgeraden om in de late zomer of vroege herfst te snoeien. Snoeien in deze periode kan de boom stimuleren om nieuwe, late groei te produceren. Deze nieuwe scheuten krijgen niet de kans om voldoende af te harden voor de eerste vorst, waardoor ze zeer kwetsbaar zijn voor bevriezing en schade. Dit kan de boom verzwakken en hem vatbaarder maken voor winterse problemen.
Lichte vormsnoei, zoals het inkorten van enkele te lange scheuten om de symmetrie te bewaren, kan eventueel ook in de zomer worden uitgevoerd, na de eerste groeispurt. Hierbij is het echter cruciaal dat je alleen in de jonge, groene groei van het huidige seizoen knipt. Wees zeer terughoudend met zomersnoei en beperk het tot een absoluut minimum. De rustperiode in de late winter blijft veruit de meest geschikte en veilige tijd voor de meeste snoeiwerkzaamheden.
Snoeitechnieken en gereedschap
Het gebruik van het juiste gereedschap is essentieel voor een goede snoeibeurt. Zorg ervoor dat al je gereedschap, of het nu een snoeischaar, takkenschaar of zaag is, scherp en schoon is. Scherpe messen maken gladde, nette wonden die de boom gemakkelijk kan afgrendelen en genezen. Bot gereedschap veroorzaakt rafelige, gekneusde wonden die langzamer genezen en een grotere kans op infecties met zich meebrengen. Maak je gereedschap voor en na gebruik, en zeker bij het overgaan naar een andere boom, schoon met alcohol of een desinfecterend middel om de verspreiding van ziekten te voorkomen.
Meer artikelen over dit onderwerp
Voor het verwijderen van kleine takken (tot ongeveer 2 cm dik) is een scherpe snoeischaar of takkenschaar voldoende. Voor dikkere takken is een snoeizaag onmisbaar. Gebruik bij het weghalen van een tak die direct aan de stam vastzit, de juiste techniek om te voorkomen dat de schors van de stam scheurt. Zaag de tak niet in één keer strak tegen de stam af. Gebruik de driestapsmethode: zaag eerst een inkeping aan de onderkant van de tak, zo’n 20-30 cm van de stam. Maak vervolgens de tweede zaagsnede aan de bovenkant, iets verder van de stam dan de eerste, en zaag door tot de tak afbreekt. De resterende stomp kan nu veilig en netjes worden afgezaagd, net buiten de verdikte ’takkraag’.
De takkraag is de licht gezwollen ring van weefsel aan de basis van een tak, waar deze aan de stam hecht. Dit weefsel bevat speciale cellen die essentieel zijn voor het genezen en afgrendelen van de wond. Het is cruciaal om deze takkraag intact te laten en er niet in te zagen. Zaag de tak dus niet volledig vlak met de stam af, maar laat de takkraag onbeschadigd. Laat ook geen te lange stomp achter, want deze zal afsterven en kan gaan rotten.
Bij het inkorten van een tak, in plaats van hem volledig te verwijderen, moet je altijd terugsnoeien tot net boven een gezonde zijtak of een knop die naar buiten wijst. De zijtak moet minstens een derde van de diameter hebben van de tak die je afknipt. Dit zorgt ervoor dat de sapstroom wordt omgeleid naar de zijtak, die de nieuwe leider wordt, en voorkomt het ontstaan van een dode stomp.
Het beperken van de omvang
Veel tuiniers vragen zich af of ze de uiteindelijke grootte van hun atlasceder kunnen beperken door te snoeien. Hoewel het mogelijk is om de groei enigszins te sturen en te vertragen, is het belangrijk om realistische verwachtingen te hebben. Een atlasceder is van nature een grote boom, en proberen hem door middel van snoei klein te houden is een voortdurende, arbeidsintensieve strijd die vaak ten koste gaat van de natuurlijke schoonheid van de boom. De beste manier om een te grote ceder te voorkomen, is door vanaf het begin een boom te kiezen die past bij de beschikbare ruimte, of door te kiezen voor een van de dwerg- of compactere cultivars.
Als je toch de groei enigszins wilt indammen, moet dit vanaf jonge leeftijd en met grote regelmaat gebeuren. De meest effectieve methode is het jaarlijks inkorten van de nieuwe groei, de zogenaamde ‘kaarsen’, in het late voorjaar. Door de nieuwe scheuten met ongeveer een derde tot de helft in te korten, kun je de jaarlijkse groei beperken en een dichtere, compactere kroon stimuleren. Het is belangrijk om dit te doen terwijl de scheuten nog jong en zacht zijn. Knip hierbij altijd in het benaalde gedeelte.
Het toppen van een atlasceder, oftewel het afzagen van de centrale, verticale leider, wordt ten zeerste afgeraden. Dit vernietigt de natuurlijke piramidale vorm van de boom en leidt vaak tot de ontwikkeling van meerdere, concurrerende nieuwe toppen. Deze nieuwe leiders hebben een zwakkere aanhechting aan de stam en zijn veel gevoeliger voor breuk door wind of sneeuw. Het resultaat is een misvormde en structureel verzwakte boom.
Als een ceder echt te groot is geworden voor zijn locatie, is drastisch terugsnoeien geen haalbare optie vanwege het onvermogen van de boom om uit kaal hout te herstellen. De enige keuzes zijn dan vaak het accepteren van de grootte of het volledig verwijderen van de boom. Dit onderstreept nogmaals het belang van een zorgvuldige planning en de keuze van de juiste boom voor de juiste plaats.
Snoeien van specifieke vormen (zoals ‘Pendula’)
Het snoeien van speciale cultivars, zoals de treurvorm ‘Cedrus atlantica ‘Glauca Pendula”, vereist een iets andere aanpak dan bij de rechtopgaande soort. Bij deze treurvormen is het snoeien vaak gericht op het begeleiden van de groei om een sierlijk en artistiek effect te bereiken. Zonder begeleiding kunnen de takken simpelweg over de grond gaan hangen. Vaak worden deze bomen bij de kwekerij al op een stam geënt en wordt de centrale leider opgebonden aan een stok om hoogte te creëren.
De snoei bij een treurceder is voornamelijk gericht op het uitdunnen van de kroon om de gelaagde, watervalachtige structuur van de takken te benadrukken. Verwijder zwakke, dode of kruisende takken om een open en luchtige structuur te behouden. Je kunt de neerhangende takken ook inkorten als ze te lang worden of de grond raken. Knip hierbij altijd terug tot een naar beneden of opzij wijzende zijtak om de natuurlijke treurvorm te behouden.
Het is ook mogelijk om de hoofdtakken te ‘leiden’ door ze aan te binden in de gewenste richting. Zo kun je een meer horizontale of kronkelende groei creëren, afhankelijk van het gewenste esthetische effect. Deze vorm van snoeien en begeleiden is meer een kunstvorm dan een noodzakelijke onderhoudstaak en wordt het best uitgevoerd in de late winter, wanneer de structuur van de boom goed zichtbaar is.
Wees bij het snoeien van deze kostbare cultivars altijd terughoudend. Het is beter om te weinig te snoeien dan te veel. Elke knip moet een weloverwogen beslissing zijn, gericht op het verbeteren van de gezondheid en het accentueren van de unieke, natuurlijke vorm van de boom. Onthoud dat je een tak er altijd nog af kunt knippen, maar er nooit meer aan kunt zetten.