Het succesvol planten en vermeerderen van de wonderbloem, of Mirabilis jalapa, is een lonende ervaring voor elke tuinier. Deze methode legt de basis voor een seizoen vol levendige kleuren en een bedwelmende avondgeur in je tuin. Of je nu begint met zaden die je hebt verzameld of gekocht, of met knollen die je hebt overwinterd, het plantproces vereist aandacht voor detail om een optimale start te garanderen. De wonderbloem is opmerkelijk veelzijdig in haar vermeerdering, wat je de mogelijkheid geeft om je collectie gemakkelijk uit te breiden en de schoonheid ervan te delen. Het begrijpen van de juiste technieken en timing is essentieel voor het cultiveren van robuuste en rijkbloeiende planten.
De keuze tussen het planten van zaden of knollen hangt af van je voorkeur en de gewenste snelheid van resultaat. Het planten van knollen geeft over het algemeen een voorsprong, wat resulteert in een vroegere en krachtigere groei, aangezien de knol al een aanzienlijke hoeveelheid opgeslagen energie bevat. Zaden daarentegen bieden een kosteneffectieve manier om een groot aantal planten te kweken en geven je de voldoening om de volledige levenscyclus van de plant te zien. Beide methoden zijn relatief eenvoudig en vereisen vergelijkbare omstandigheden wat betreft bodem, licht en water na het planten.
De voorbereiding van de plantlocatie is een kritieke stap die niet over het hoofd mag worden gezien. Wonderbloemen gedijen in een goed doorlatende, vruchtbare grond op een locatie die volop zonlicht ontvangt. Voordat je gaat planten, is het raadzaam de grond diep los te maken en te verrijken met organisch materiaal zoals compost. Dit verbetert niet alleen de bodemstructuur en drainage, maar voorziet de jonge plant ook van de nodige voedingsstoffen voor een gezonde start. Een goede voorbereiding van het plantbed kan het verschil betekenen tussen een matig presterende plant en een weelderige, bloeiende struik.
Vermeerdering van de wonderbloem is niet beperkt tot zaden en het delen van knollen; de plant kan onder de juiste omstandigheden ook via stekken worden vermeerderd. Hoewel dit een minder gebruikelijke methode is, biedt het een manier om een exacte kloon van een favoriete plant te creëren, bijvoorbeeld een met een unieke bloemkleur of patroon. Het succes van vermeerdering, ongeacht de gekozen methode, hangt af van timing, de gezondheid van het moedermateriaal en de zorg die wordt besteed aan de jonge planten tijdens hun eerste, kwetsbare groeifase.
Planten vanuit zaden
Het opkweken van wonderbloemen uit zaad is een eenvoudig en bevredigend proces. De zaden van de wonderbloem zijn relatief groot en hebben een harde, donkere zaadhuid. Om de kieming te versnellen, is het aan te raden de zaden 24 uur voor te weken in lauw water. Dit proces verzacht de harde buitenkant en geeft het embryo binnenin het signaal om te ontwaken. Na het weken zul je zien dat de zaden licht zijn opgezwollen en klaar zijn om geplant te worden.
Je kunt de zaden binnenshuis voorzaaien, ongeveer zes tot acht weken voor de laatste verwachte vorstdatum in jouw regio. Vul kleine potjes of zaaitrays met een hoogwaardige zaai- en stekgrond. Plant één zaadje per potje, ongeveer een centimeter diep, en bedek het lichtjes met aarde. Geef voorzichtig water om de grond vochtig te maken, maar niet doorweekt. Plaats de potjes op een warme, lichte plek, zoals een vensterbank op het zuiden of onder groeilampen, bij een temperatuur van ongeveer 20-22°C.
De kieming vindt meestal plaats binnen één tot twee weken. Zodra de zaailingen verschijnen, is het belangrijk om ze voldoende licht te geven om te voorkomen dat ze lang en spichtig worden. Houd de grond constant licht vochtig. Wanneer de zaailingen twee sets echte bladeren hebben ontwikkeld, kun je beginnen met afharden. Zet de jonge plantjes gedurende een week elke dag een paar uur langer buiten, zodat ze geleidelijk kunnen wennen aan de buitenomstandigheden. Na de laatste vorst kunnen ze op hun definitieve plek in de tuin worden uitgeplant.
Als alternatief kun je de zaden ook direct in de volle grond zaaien nadat alle gevaar voor nachtvorst is geweken en de bodem is opgewarmd. Bereid het plantbed goed voor door de grond los te maken en onkruidvrij te maken. Zaai de voorgeweekte zaden ongeveer een centimeter diep en met een onderlinge afstand van 30 tot 45 centimeter. Geef na het zaaien goed water en houd de grond vochtig tot de zaden ontkiemen. Direct zaaien resulteert vaak in een iets latere bloei dan wanneer je binnenshuis voorzaait.
Planten van knollen
Het gebruik van knollen is de snelste manier om volwassen, bloeiende wonderbloemen in je tuin te krijgen. Als je knollen hebt overwinterd, inspecteer ze dan in het vroege voorjaar op hun gezondheid. Gooi alle knollen weg die zacht, verschrompeld of beschimmeld zijn. Gezonde knollen moeten stevig en vol aanvoelen. Als je nieuwe knollen koopt, kies dan voor de grootste en stevigste exemplaren die je kunt vinden, omdat deze de meeste energie hebben opgeslagen voor een krachtige start.
De beste tijd om de knollen te planten is in het voorjaar, nadat de kans op vorst volledig is verdwenen en de bodemtemperatuur is gestegen tot minstens 15°C. Het planten in te koude of te natte grond kan leiden tot rotting van de knollen voordat ze de kans krijgen om te groeien. Kies een zonnige standplaats met goed doorlatende grond. Graaf een plantgat dat ongeveer twee keer zo breed is als de knol en diep genoeg zodat de bovenkant van de knol net onder het grondoppervlak ligt.
Plaats de knol horizontaal in het plantgat. In tegenstelling tot bollen hebben de langwerpige, donkere knollen van de wonderbloem niet altijd een duidelijke boven- of onderkant, maar de plant zal haar weg naar boven vinden zolang de knol niet te diep wordt begraven. Bedek de knol met aarde en druk de grond licht aan. Een plantafstand van ongeveer 30 tot 45 centimeter tussen de knollen geeft elke plant voldoende ruimte om zich volledig te ontwikkelen tot een bossige struik.
Geef na het planten direct een ruime hoeveelheid water om de grond rond de knol goed te laten aansluiten en het groeiproces te stimuleren. De eerste scheuten zouden binnen enkele weken boven de grond moeten verschijnen, afhankelijk van de temperatuur. Zodra de groei op gang is gekomen, heeft de plant regelmatig water nodig, vooral tijdens droge periodes. Het planten van knollen resulteert doorgaans in een snellere ontwikkeling en een vroegere bloei dan bij planten die uit zaad worden gekweekt.
Vermeerdering door deling van knollen
Een effectieve manier om je wonderbloemen te vermeerderen is door de knollen te delen. Na een paar groeiseizoenen kan een enkele knol uitgroeien tot een groot en onregelmatig gevormd cluster. Het delen van deze clusters verjongt niet alleen de moederplant, maar levert je ook direct meerdere nieuwe planten op die identiek zijn aan het origineel. De beste tijd om dit te doen is in het najaar, wanneer je de knollen opgraaft voor de winteropslag, of in het vroege voorjaar, net voordat je ze weer plant.
Om de knollen te delen, graaf je de hele kluit voorzichtig op. Maak de knollen schoon van overtollige aarde, zodat je de structuur goed kunt zien. Zoek naar natuurlijke delingspunten of individuele knollen binnen het cluster. Gebruik een scherp en schoon mes of een spade om het cluster in stukken te snijden. Zorg ervoor dat elk nieuw stuk minstens één of twee “ogen” of groeipunten heeft, dit zijn de plekken waaruit de nieuwe stengels zullen groeien.
Nadat je de knollen hebt verdeeld, is het een goede gewoonte om de snijvlakken te laten drogen voordat je ze opslaat of plant. Laat de stukken een dag op een droge, luchtige plaats liggen. Dit helpt bij de vorming van een beschermend laagje (callus) over de wond, wat de kans op rotting aanzienlijk verkleint. Sommige tuiniers bestuiven de snijvlakken met een fungicide poeder, zoals zwavel, als extra voorzorgsmaatregel tegen schimmelinfecties.
Of je nu in de herfst of in het voorjaar deelt, de behandeling van de nieuwe knollen is hetzelfde als die van de hele knollen. Als je in de herfst deelt, bewaar je de stukken in een koel en droog medium gedurende de winter. Als je in het voorjaar deelt, kun je de verse divisies direct planten nadat de snijvlakken zijn opgedroogd en de grond warm genoeg is. Deze methode van vegetatieve vermeerdering garandeert dat de nieuwe planten dezelfde bloemkleuren en kenmerken hebben als de moederplant.
Vermeerdering door stekken
Hoewel minder gebruikelijk, kan de wonderbloem ook worden vermeerderd door middel van stengelstekken. Deze methode is vooral handig als je een specifieke plant met uitzonderlijke bloemkleuren of patronen wilt klonen en niet wilt wachten tot de knollen groot genoeg zijn om te delen. Het nemen van stekken gebeurt het best in de late lente of vroege zomer, wanneer de plant actief groeit en de stengels stevig maar nog niet verhout zijn.
Kies een gezonde, krachtige stengel van de moederplant. Snijd met een scherp, schoon mes een stuk van ongeveer 10 tot 15 centimeter lang af, net onder een bladknoop. Een bladknoop is de plek waar een blad aan de stengel vastzit. Verwijder de onderste bladeren van de stek, zodat er alleen aan de bovenkant nog twee of drie bladeren overblijven. Het verwijderen van de onderste bladeren voorkomt dat ze gaan rotten wanneer ze in contact komen met de potgrond.
Om de beworteling te bevorderen, kun je de onderkant van de stek in stekpoeder dopen. Dit is niet strikt noodzakelijk, maar het kan de kans op succes aanzienlijk vergroten. Vul een potje met een licht en luchtig medium, zoals een mengsel van potgrond en perliet of zand. Maak met een potlood of je vinger een gat in het medium en plaats de stek erin. Druk de grond rond de stek voorzichtig aan.
Geef de stek water en dek het potje af met een doorzichtige plastic zak of plaats het in een kweekkasje om een hoge luchtvochtigheid te creëren. Dit voorkomt dat de stek uitdroogt voordat hij wortels heeft kunnen vormen. Zet het potje op een warme, lichte plek, maar vermijd direct zonlicht, wat de stek kan verbranden. Na een paar weken zouden er nieuwe wortels moeten zijn gevormd. Je kunt dit testen door zachtjes aan de stek te trekken; als je weerstand voelt, is de beworteling geslaagd.
📷 そらみみ, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons