Het succesvol planten van dahlia’s legt het fundament voor een heel seizoen vol kleur en schoonheid in je tuin. Dit proces, dat begint met de zorgvuldige keuze en voorbereiding van de knollen, is een cruciale eerste stap die de gezondheid en groeikracht van de plant bepaalt. Naast het planten biedt het vermeerderen van dahlia’s een fantastische mogelijkheid om je collectie uit te breiden of je favoriete variëteiten te delen met andere tuinliefhebbers. Of je nu knollen deelt, stekken neemt of zaad verzamelt, elke methode heeft zijn eigen charme en techniek. In dit artikel duiken we dieper in de beste praktijken voor zowel het planten als het vermeerderen van deze veelzijdige en geliefde zomerbloeiers, zodat je met vertrouwen aan de slag kunt.
Voordat de dahliaknollen de grond in gaan, is een goede voorbereiding essentieel. Begin met het inspecteren van de knollen die je uit de winteropslag haalt of nieuw hebt aangeschaft. Een gezonde knol voelt stevig aan, vergelijkbaar met een aardappel, en mag geen tekenen van rot of uitdroging vertonen. Het is van vitaal belang dat de knol nog een deel van de stengel van vorig jaar heeft, want op de overgang van stengel naar knol, de zogenaamde kroon, bevinden zich de ‘ogen’ of groeipunten waaruit de nieuwe scheuten zullen groeien. Zonder deze ogen zal de knol niet uitlopen.
Om de knollen een voorsprong te geven, kun je ze enkele weken voor de geplande plantdatum ‘oppotten’ of ‘voortrekken’. Leg de knollen in een ondiepe kist of pot gevuld met licht vochtige potgrond of compost, en zorg ervoor dat de kroon net boven de grond uitsteekt. Plaats de kist op een lichte en warme plek, zoals een serre of een zonnige vensterbank. Deze methode stimuleert de ontwikkeling van de ogen en de vorming van de eerste scheuten, waardoor je een aanzienlijke voorsprong in het groeiseizoen krijgt. Dit is vooral nuttig in klimaten met een kortere zomer.
Het voorbereiden van de plantlocatie is net zo belangrijk als de voorbereiding van de knollen zelf. Kies een zonnige plek met goed doorlatende, vruchtbare grond. Spit de grond diep om, tot ongeveer 30-40 centimeter, om de structuur los te maken en een goede beworteling te bevorderen. Werk tegelijkertijd een ruime hoeveelheid organisch materiaal, zoals compost of goed verteerde mest, door de bovenste laag van de grond. Dit verbetert niet alleen de bodemvruchtbaarheid, maar optimaliseert ook de drainage, wat cruciaal is om knolrot te voorkomen.
Het juiste moment en de juiste diepte voor het planten
Het bepalen van het juiste plantmoment is cruciaal voor het succes van je dahlia’s. Dahliaknollen zijn extreem gevoelig voor vorst en mogen pas de volle grond in als het gevaar voor nachtvorst volledig is geweken. In de meeste regio’s is dit na de IJsheiligen, rond half mei. Te vroeg planten in koude, natte grond kan leiden tot het rotten van de knollen nog voordat ze de kans hebben gehad om te groeien. Het is beter om geduldig te zijn en te wachten op de juiste omstandigheden; de bodemtemperatuur moet idealiter rond de 15 graden Celsius zijn.
De plantdiepte heeft een directe invloed op de stabiliteit en de ontwikkeling van de plant. Graaf een plantgat dat breed en diep genoeg is om de knol comfortabel te kunnen plaatsen. Een goede vuistregel is om de knol zo te planten dat de kroon, waar de groeipunten zitten, ongeveer 5 tot 10 centimeter onder het grondoppervlak komt te liggen. Leg de knol plat in het plantgat met de overgebleven stengel van vorig jaar naar boven gericht. Als er al scheuten zichtbaar zijn, wees dan extra voorzichtig om deze niet te beschadigen tijdens het planten.
Bij het planten van hogere dahliavarianten is het een slimme zet om de ondersteunende paal of stok direct bij het planten te plaatsen. Door de stok nu al in de grond te steken, voorkom je dat je later per ongeluk de kwetsbare knol of de nieuw gevormde wortels beschadigt. Plaats de stok enkele centimeters naast de plek waar je de knol legt. Dit dient als een handige markering voor de locatie van de plant en zorgt ervoor dat de ondersteuning klaarstaat zodra de plant deze nodig heeft.
Na het plaatsen van de knol in het plantgat, vul je het gat voorzichtig aan met de verbeterde aarde. Druk de grond licht aan om luchtbellen te verwijderen en een goed contact tussen de knol en de aarde te verzekeren. Geef direct na het planten geen water, tenzij de grond extreem droog is. De knol bevat zelf voldoende vocht om de eerste groei te starten, en te veel vocht in dit vroege stadium verhoogt het risico op rot aanzienlijk. Wacht met water geven tot de eerste groene scheuten boven de grond verschijnen.
Vermeerdering door het delen van knollen
Het delen van dahliaknollen is de meest gangbare en betrouwbare methode om dahlia’s te vermeerderen. Deze techniek stelt je niet alleen in staat om je eigen collectie uit te breiden, maar het is ook goed voor de plant zelf; het delen houdt de knollen vitaal en bevordert een krachtige groei. De beste tijd om knollen te delen is in het voorjaar, net voordat je ze plant. Op dat moment zijn de ‘ogen’ of groeipunten vaak al licht gezwollen of beginnen ze net uit te lopen, waardoor ze veel gemakkelijker te herkennen zijn.
Om te beginnen, maak je de oude, grote knolcluster voorzichtig schoon van overtollige aarde. Inspecteer de kroon, het punt waar alle individuele knollen samenkomen bij de stengel van vorig jaar, en zoek naar de kleine, roze of paarse groeipunten. Elk deel dat je van de moederknol afscheidt, moet minstens één gezond oog en een eigen knol hebben. Een stuk knol zonder oog zal nooit een plant vormen, hoe groot en gezond de knol zelf ook is. Dit is de meest kritische regel bij het delen van dahlia’s.
Gebruik een scherp en schoon mes of een snoeischaar om de cluster in stukken te verdelen. Maak een duidelijke snede door de kroon, en zorg ervoor dat elk nieuw deel zijn eigen oog en knol heeft. Probeer de knollen zelf zo min mogelijk te beschadigen. Afhankelijk van de grootte van de oorspronkelijke cluster, kun je deze verdelen in twee, drie, of soms wel tien of meer nieuwe planten. Wees niet te hebberig; een deel met een stevige knol en een of twee goede ogen zal vaak uitgroeien tot een sterkere plant dan een heel klein stukje.
Na het delen is het aan te raden om de snijwonden even te laten drogen aan de lucht, gedurende een paar uur of een dag. Dit helpt om een soort calluslaag te vormen, die de wond beschermt tegen rot en schimmelinfecties zodra de knol is geplant. Sommige tuiniers bestuiven de snijvlakken met zwavelpoeder om dit proces te versnellen en extra bescherming te bieden. Zodra de gedeelde stukken zijn voorbereid, kun je ze direct planten volgens de standaardprocedure.
Vermeerdering door stekken
Het nemen van stekken is een uitstekende methode om in korte tijd een groot aantal nieuwe dahlia’s te produceren, die allemaal identiek zijn aan de moederplant. Deze techniek wordt vaak toegepast door professionele kwekers, maar is ook voor de hobbytuinier goed uitvoerbaar. Het proces begint in het vroege voorjaar met de knollen die je uit de winteropslag haalt. Plant de knollen in potten met vochtige potgrond en plaats ze op een warme, lichte plek om de groei van nieuwe scheuten, de zogenaamde basisstekken, te stimuleren.
Wacht tot de nieuwe scheuten een lengte hebben bereikt van ongeveer 8 tot 10 centimeter en een paar bladparen hebben ontwikkeld. Gebruik een scherp, schoon mesje om een stek af te snijden. De meest succesvolle stekken worden genomen met een klein stukje van de knol eraan, een zogenaamde ‘hielstek’. Snijd de stek zo dicht mogelijk bij de knol af. Als alternatief kun je een stengelstek nemen door de scheut net onder een bladknoop af te snijden, maar hielstekken hebben over het algemeen een hoger slagingspercentage.
Verwijder de onderste bladeren van de stek, zodat er een kale stengel van enkele centimeters overblijft. Dit kale gedeelte is wat de grond in gaat. Om de beworteling te bevorderen, kun je de onderkant van de stek dippen in stekpoeder, dat bewortelingshormonen bevat. Vul kleine potjes of een zaaitray met een luchtig en goed doorlatend stekmedium, zoals een mengsel van potgrond en perliet of zand. Maak met een potlood of je vinger een gaatje in de grond en plaats de stek er voorzichtig in.
Druk de grond rondom de stek licht aan en geef voorzichtig water. Om een hoge luchtvochtigheid te creëren, wat essentieel is voor de beworteling, kun je de potjes afdekken met een doorzichtige plastic zak of in een kweekkasje plaatsen. Zet de stekken op een warme, lichte plek, maar vermijd direct zonlicht. Na enkele weken zullen de stekken wortels hebben gevormd. Je kunt dit controleren door zachtjes aan de stek te trekken; als je weerstand voelt, is de beworteling geslaagd en heb je een nieuwe dahlia gecreëerd.
Vermeerdering uit zaad
Hoewel dahlia’s meestal vegetatief worden vermeerderd via knollen of stekken om de eigenschappen van een specifieke variëteit te behouden, is vermeerdering uit zaad ook een mogelijkheid. Het is een avontuurlijke methode, omdat de zaailingen niet ‘zaadvast’ zijn. Dit betekent dat de nieuwe planten zullen variëren in kleur, vorm en grootte, en waarschijnlijk niet lijken op de moederplant. Dit biedt echter een spannende kans om je eigen, unieke dahliavariëteiten te creëren.
Om zaad te verzamelen, laat je aan het einde van het seizoen enkele uitgebloeide bloemen aan de plant zitten. De bloemhoofdjes zullen zich ontwikkelen tot zaadhoofden. Wacht tot de zaadhoofden volledig droog en bruin zijn geworden voordat je ze oogst. Knip de droge hoofden van de plant en laat ze binnenshuis nog verder drogen op een droge, goed geventileerde plaats. Eenmaal volledig droog, kun je de zaadjes uit de hoofden wrijven. Bewaar de zaden in een papieren envelop op een koele, donkere en droge plaats tot het volgende voorjaar.
Begin met het zaaien van de dahliazaden binnenshuis, ongeveer zes tot acht weken voor de laatste verwachte vorstdatum. Gebruik een zaaitray gevuld met een fijne, vochtige zaaigrond. Zaai de zaden dun uit over het oppervlak en bedek ze met een dun laagje aarde of vermiculiet. Dek de tray af met een doorzichtige kap of plastic folie om de vochtigheid hoog te houden en plaats deze op een warme plek. De zaden ontkiemen meestal binnen één tot twee weken.
Zodra de zaailingen hun eerste echte bladparen hebben ontwikkeld, kun je ze verspenen naar individuele potjes. Blijf ze op een lichte en warme plek opkweken. Voordat je de jonge plantjes buiten kunt uitplanten, moeten ze worden afgehard. Zet ze gedurende een week of twee elke dag een paar uur langer buiten, zodat ze kunnen wennen aan de buitentemperaturen en de directere zon. Na de laatste vorst kun je de jonge, uit zaad gekweekte dahlia’s in de tuin planten en vol spanning afwachten welke unieke bloemen ze zullen produceren.