Share

Het planten en vermeerderen van de atlasceder

Linden · 14.08.2025.

Het succesvol aanplanten van een atlasceder legt de basis voor een gezonde en majestueuze boom die generaties lang meegaat. Dit proces vereist zorgvuldige planning en aandacht voor detail, beginnend bij de selectie van een geschikte jonge boom en de keuze van de perfecte locatie. Bij de aankoop van een ceder is het essentieel om te kiezen voor een exemplaar met een goed ontwikkeld, onbeschadigd wortelstelsel en gezonde, levendig gekleurde naalden. Vermijd bomen met tekenen van stress, zoals vergelende naalden of een beschadigde stam. De voorbereiding van de standplaats is minstens zo belangrijk; deze boom heeft een diepe, goed doorlatende grond en een overvloed aan zonlicht nodig om te floreren.

De ideale tijd om een atlasceder te planten is in het najaar, van september tot november, of in het vroege voorjaar, van maart tot april. Planten in het najaar geeft de boom de kans om zijn wortels te vestigen gedurende de koelere, vochtigere maanden, waardoor hij een voorsprong heeft voor de groei in het volgende voorjaar. Als je in het voorjaar plant, doe dit dan zodra de grond bewerkbaar is en de kans op strenge vorst geweken is. Ongeacht het seizoen, vermijd het planten tijdens extreme weersomstandigheden zoals hittegolven, droogte of periodes van zware regenval, omdat dit onnodige stress voor de jonge boom veroorzaakt.

Het voorbereiden van het plantgat is een cruciale stap. Graaf een gat dat minstens twee tot drie keer zo breed is als de kluit van de boom, maar niet dieper. Het is van vitaal belang dat de bovenkant van de kluit gelijk komt met of zelfs iets boven het omliggende maaiveld. Te diep planten is een veelgemaakte fout die kan leiden tot stamrot en een slechte ontwikkeling. Maak de zijkanten van het plantgat ruw met een spade om te voorkomen dat de wortels in een cirkel gaan groeien en stimuleer ze om zich in de omliggende grond te verspreiden.

Bij het plaatsen van de boom in het gat, hanteer je de kluit voorzichtig om beschadiging van de fijne haarwortels te voorkomen. Als de boom in een pot staat, snijd dan voorzichtig eventuele cirkelende wortels los. Voor bomen met een jute of draadkorf om de kluit, verwijder je het touw rond de stam en snijd je de bovenste helft van de korf weg zodra de boom in het gat staat. Vul het gat vervolgens met de oorspronkelijke, losgemaakte aarde, eventueel verrijkt met een kleine hoeveelheid organische compost. Druk de aarde licht aan om luchtbellen te verwijderen en geef direct na het planten overvloedig water.

De selectie van de juiste standplaats

De keuze van de standplaats is een beslissing met verstrekkende gevolgen voor de toekomst van je atlasceder. Deze boom kan een aanzienlijke hoogte en breedte bereiken, dus het is essentieel om een locatie te kiezen waar hij voldoende ruimte heeft om onbelemmerd te groeien. Houd rekening met de volwassen omvang, die gemakkelijk 15 tot 20 meter in de hoogte en 8 tot 10 meter in de breedte kan bedragen. Plant de ceder ver genoeg van gebouwen, terrassen, bovengrondse elektriciteitsleidingen en andere bomen om conflicten in de toekomst te vermijden en een goede luchtcirculatie te garanderen.

De atlasceder is een uitgesproken liefhebber van de zon en vereist een plek waar hij minimaal zes tot acht uur per dag direct zonlicht ontvangt. Een zonnige standplaats bevordert een dichte, compacte groei en zorgt voor de meest intense naaldkleur, vooral bij de blauwe cultivars. Een locatie met te veel schaduw zal resulteren in een open, ijle kroon en een algeheel verzwakte boom. De boom is redelijk windbestendig, maar een jonge boom kan baat hebben bij enige bescherming tegen de meest felle en uitdrogende winden.

De bodemgesteldheid op de gekozen locatie is van cruciaal belang. Atlasceders gedijen het best in een diepe, vruchtbare en vooral goed doorlatende grond. Ze hebben een absolute afkeer van natte voeten, wat wortelrot kan veroorzaken. Vermijd laaggelegen plekken in de tuin waar water zich kan verzamelen. Voer een eenvoudige drainagetest uit door een gat te graven en het met water te vullen; als het water na een uur nog niet is weggezakt, is de drainage onvoldoende en moet de bodem worden verbeterd of een andere locatie worden gekozen.

Denk ook aan de ondergrondse omstandigheden. Zorg ervoor dat er geen ondergrondse kabels, leidingen of rioleringen in de directe omgeving van de plantlocatie liggen. Het krachtige en uitgebreide wortelstelsel van de ceder kan op termijn schade veroorzaken aan dergelijke infrastructuren. Een zorgvuldige planning en het anticiperen op de toekomstige groei van de boom is de sleutel tot een harmonieuze en langdurige aanwezigheid van deze prachtige conifeer in je tuin.

Nazorg na het planten

De periode direct na het planten is kritiek voor de succesvolle vestiging van de atlasceder. De belangrijkste taak in de eerste weken en maanden is het zorgen voor een adequate watervoorziening. De grond rond de kluit moet constant vochtig gehouden worden, maar niet doorweekt. Controleer de vochtigheid regelmatig door je vinger een paar centimeter in de grond te steken. Geef diep en grondig water, zodat het water de gehele wortelkluit bereikt en de wortels worden aangemoedigd om dieper de grond in te groeien op zoek naar vocht.

Een mulchlaag van organisch materiaal, zoals boomschors, houtsnippers of compost, is zeer aan te bevelen. Breng een laag van 5 tot 10 centimeter aan rond de basis van de boom, maar houd een kleine ruimte vrij direct rond de stam om stamrot te voorkomen. Mulch helpt het bodemvocht te conserveren, onderdrukt de groei van concurrerend onkruid, reguleert de bodemtemperatuur en verbetert op termijn de bodemstructuur naarmate het verteert. Dit eenvoudige onderhoudsaspect kan een significant verschil maken in de gezondheid en groeisnelheid van de jonge boom.

Het gebruik van een boompaal kan nodig zijn als de boom op een winderige locatie wordt geplant of als hij relatief groot is in verhouding tot zijn kluit. Plaats de paal aan de overheersende windzijde en bevestig de boom met een brede, flexibele en niet-schurende band. De bevestiging moet stevig genoeg zijn om de kluit te stabiliseren, maar los genoeg om de stam enige beweging toe te staan. Deze beweging stimuleert de stam om dikker en sterker te worden. Controleer de banden regelmatig om te voorkomen dat ze in de groeiende stam snijden en verwijder de paal en de banden zodra de boom stevig is verankerd, meestal na twee tot drie groeiseizoenen.

Bemesting is in het eerste jaar na het planten meestal niet nodig en kan zelfs schadelijk zijn, omdat het de wortels kan verbranden. De boom moet zich eerst concentreren op het ontwikkelen van een sterk wortelstelsel. Als de grond erg arm is, kan een lichte gift van een langzaam werkende, fosforrijke meststof in het tweede voorjaar worden overwogen om de wortelgroei te stimuleren. De belangrijkste focus in de nazorgfase blijft echter water, mulchen en geduldige observatie van de boom.

Vermeerdering uit zaad

Het vermeerderen van de atlasceder uit zaad is een geduldig en lonend proces voor de toegewijde tuinier. De zaden bevinden zich in de grote, tonvormige kegels die na twee jaar rijpen en vervolgens uiteenvallen om de gevleugelde zaden vrij te geven. Verzamel de kegels in de herfst net voordat ze volledig uiteenvallen. Laat de kegels op een warme, droge plaats drogen, waarna ze vanzelf opengaan en je de zaden kunt verzamelen. Het is belangrijk om te weten dat zaden van cultivars zoals de blauwe atlasceder (‘Glauca’) niet noodzakelijkerwijs bomen met dezelfde blauwe kleur zullen opleveren; de kleur kan variëren.

Cedruszaden hebben een periode van koude stratificatie nodig om hun kiemrust te doorbreken. Dit bootst de natuurlijke winterperiode na die de zaden in hun oorspronkelijke habitat zouden meemaken. Om dit te doen, meng je de zaden met een licht vochtig medium zoals zand, perliet of vermiculiet en plaats je het mengsel in een afgesloten plastic zak in de koelkast. Deze koude behandeling moet gedurende vier tot zes weken worden aangehouden bij een temperatuur van ongeveer 4 graden Celsius. Controleer het mengsel af en toe om te zorgen dat het vochtig blijft, maar niet te nat om schimmelvorming te voorkomen.

Na de koude stratificatie is het tijd om de zaden te zaaien. Gebruik een diepe zaaitray of individuele potten gevuld met een goed doorlatende zaai- en stekgrond. Plant de zaden ongeveer een centimeter diep en dek ze lichtjes af met grond. Geef voorzichtig water en zorg ervoor dat de grond gelijkmatig vochtig blijft. Plaats de trays op een lichte, warme plek, maar vermijd direct, fel zonlicht dat de tere zaailingen kan verschroeien. De kieming kan enkele weken tot maanden duren, dus geduld is hierbij essentieel.

Zodra de zaailingen zijn ontkiemd en hun eerste echte naalden hebben ontwikkeld, is het belangrijk om ze voorzichtig te behandelen. Zorg voor een goede luchtcirculatie om schimmelziekten (‘smucht’) te voorkomen. Als de zaailingen groot genoeg zijn om te hanteren en een robuust wortelstelsel hebben ontwikkeld, kunnen ze worden verspeend naar grotere, individuele potten. Het zal enkele jaren duren voordat de jonge boompjes groot genoeg en sterk genoeg zijn om permanent in de tuin te worden uitgeplant.

Vermeerdering door enten

Voor het vermeerderen van specifieke cultivars van de atlasceder, zoals de populaire blauwe ‘Glauca’ of de treurvorm ‘Glauca Pendula’, is enten de meest betrouwbare methode. Deze techniek garandeert dat de nieuwe plant genetisch identiek is aan de moederplant en dus dezelfde wenselijke eigenschappen, zoals naaldkleur of groeiwijze, zal hebben. Bij het enten wordt een jonge scheut (de ent) van de gewenste cultivar vastgemaakt op een onderstam van een zaailing van de gewone Cedrus atlantica of een andere compatibele Cedrus-soort. De onderstam levert het wortelstelsel en de basisgroei, terwijl de ent de bovengrondse kenmerken bepaalt.

De meest gebruikte entmethode voor coniferen zoals de atlasceder is de zijdelingse spleetent of de plaquette-ent, die meestal in de late winter of het vroege voorjaar wordt uitgevoerd. Op dit moment is de onderstam nog in rust, terwijl de sapstroom in de ent al langzaam op gang begint te komen. Het is cruciaal om gezond, eenjarig enthout te selecteren van de moederplant. De onderstam moet ook gezond en krachtig zijn, meestal een twee- tot driejarige zaailing. Het succes van het enten hangt sterk af van de precisie waarmee de sneden worden gemaakt en de perfecte aansluiting van de cambiumlagen van de ent en de onderstam.

Het proces vereist scherp en steriel gereedschap om zuivere sneden te maken en infecties te voorkomen. Na het maken van de snede in de onderstam en het op maat snijden van de ent, worden de twee delen zorgvuldig op elkaar geplaatst zodat de groene cambiumlagen, net onder de schors, elkaar raken. Deze laag is verantwoordelijk voor de groei en het is essentieel dat hier contact wordt gemaakt, zodat de ent en onderstam met elkaar kunnen vergroeien. De entplaats wordt vervolgens stevig omwikkeld met enttape of raffia om de delen op hun plaats te houden en uitdroging te voorkomen, en vaak wordt de wond afgedekt met entwas.

Na het enten hebben de jonge planten een zorgvuldige nazorg nodig in een beschermde omgeving, zoals een kas of een koude bak. Ze moeten worden beschermd tegen uitdroging, extreme temperaturen en direct zonlicht. Het duurt enkele weken tot maanden voordat de ent succesvol is ‘aangeslagen’ en begint te groeien. Zodra er duidelijke nieuwe groei zichtbaar is op de ent, kan de top van de onderstam boven de entplaats geleidelijk worden teruggesnoeid om alle energie van de plant naar de groei van de nieuwe ent te leiden. Enten is een gespecialiseerde vaardigheid, maar het is de enige manier om de unieke kenmerken van de mooiste atlasceder-variëteiten te behouden.

Misschien vind je dit ook leuk