Share

De ziekten en plagen van bonen

Daria · 02.04.2025.

Een succesvolle teelt van bonen vereist niet alleen aandacht voor water en voeding, maar ook een waakzaam oog voor de diverse ziekten en plagen die het gewas kunnen bedreigen. Hoewel gezonde, sterke planten in een goed onderhouden tuin van nature een betere weerstand hebben, kunnen ongunstige weersomstandigheden of de aanwezigheid van ziekteverwekkers en insecten toch problemen veroorzaken. Het vroegtijdig herkennen van symptomen en het implementeren van preventieve maatregelen en effectieve bestrijdingsstrategieën is cruciaal om schade te beperken en een gezonde oogst veilig te stellen. Een geïntegreerde aanpak, waarbij de nadruk ligt op preventie en biologische bestrijding, is de meest duurzame weg naar een gezonde bonenteelt.

Preventie is de absolute sleutel tot het beheersen van ziekten en plagen in de moestuin. Dit begint al bij de keuze van de juiste rassen; veel moderne en zelfs sommige heirloom variëteiten zijn gekweekt op resistentie tegen veelvoorkomende ziekten zoals bonenmozaïekvirus of roest. Een andere fundamentele preventieve maatregel is vruchtwisseling. Het jaar na jaar telen van bonen of andere peulvruchten op dezelfde plek kan leiden tot een ophoping van bodemgebonden ziekteverwekkers en plagen. Roteer je gewassen en teel bonen slechts eens in de drie tot vier jaar op hetzelfde stuk grond.

Een goede tuinhygiëne is eveneens van vitaal belang. Verwijder zieke planten of plantendelen onmiddellijk om de verspreiding van ziekten te voorkomen en gooi dit materiaal niet op de composthoop, maar voer het af. Houd het perceel vrij van onkruid, aangezien dit kan dienen als gastheer voor zowel ziekten als plagen. Zorg bovendien voor een goede luchtcirculatie door de aanbevolen plantafstanden te respecteren. Dicht op elkaar staande planten creëren een vochtig microklimaat dat ideaal is voor de ontwikkeling van schimmelziekten en maken het gemakkelijker voor plagen om zich van plant tot plant te verplaatsen.

Het creëren van een gezonde, levende bodem is misschien wel de belangrijkste preventieve strategie. Een bodem die rijk is aan organisch materiaal en een divers bodemleven herbergt, onderdrukt ziekteverwekkende organismen en levert gezonde, veerkrachtige planten op. Gezonde planten zijn beter bestand tegen aanvallen van buitenaf. Vermijd ook het werken in de tuin als de bladeren nat zijn, omdat veel schimmel- en bacterieziekten zich via waterspatten verspreiden. Wacht tot het loof is opgedroogd voordat je gaat wieden, mulchen of oogsten.

Veelvoorkomende schimmelziekten

Bonenroest is een veelvoorkomende schimmelziekte die wordt veroorzaakt door de schimmel Uromyces appendiculatus. De ziekte is te herkennen aan kleine, ronde, roestbruine tot zwarte puistjes (sporenhoopjes) die voornamelijk aan de onderkant van de bladeren verschijnen. Bij een ernstige aantasting kunnen de bladeren vergelen, verdorren en vroegtijdig afvallen, wat de fotosynthese en dus de opbrengst vermindert. Roest gedijt bij warm en vochtig weer. Preventie door middel van vruchtwisseling, het kiezen van resistente rassen en het zorgen voor een goede luchtcirculatie is de beste verdediging.

Grauwe schimmel, veroorzaakt door Botrytis cinerea, is een andere schimmel die bonen kan aantasten, vooral tijdens periodes van koel, vochtig en regenachtig weer. De ziekte veroorzaakt waterige, bruine vlekken op bladeren, stengels en peulen, die later bedekt worden met een pluizig, grijs schimmelpluis. De schimmel dringt vaak binnen via beschadigingen of afstervende bloemblaadjes die op de plant achterblijven. Het vermijden van te dichte beplanting, het verwijderen van aangetaste plantendelen en het water geven aan de basis van de plant kunnen helpen om grauwe schimmel te voorkomen.

Sclerotiënrot, ook wel witte schimmel genoemd, is een destructieve ziekte veroorzaakt door Sclerotinia sclerotiorum. Het begint vaak als een waterige rot aan de basis van de stengel, die zich snel verspreidt. Een kenmerkend symptoom is de ontwikkeling van een dicht, wit, watachtig schimmelpluis op de aangetaste delen, waarin later harde, zwarte, onregelmatige lichaampjes (sclerotiën) worden gevormd. Deze sclerotiën kunnen jarenlang in de bodem overleven. Een ruime vruchtwisseling en diep spitten om de sclerotiën te begraven zijn belangrijke beheersmaatregelen.

Meeldauw, herkenbaar aan de witte, poederachtige laag op de bladeren, is een andere schimmelziekte die bonen kan treffen. Hoewel het er lelijk uitziet, is het meestal minder schadelijk dan de eerder genoemde ziekten, maar een zware infectie kan de groei wel belemmeren. Meeldauw treedt vaak op bij warm, droog weer met koele nachten. Het kiezen van resistente rassen en het zorgen voor een goede luchtstroom zijn effectieve preventieve maatregelen. Een bespuiting met een mengsel van water en melk (1 deel melk op 9 delen water) kan een beginnende aantasting helpen onderdrukken.

Bacteriële en virale ziekten

Vettigheid, veroorzaakt door de bacterie Pseudomonas savastanoi pv. phaseolicola, is een ernstige bacterieziekte bij bonen. De symptomen beginnen als kleine, waterige vlekjes op de bladeren die later groter en donkerder worden, vaak omgeven door een kenmerkende geelgroene rand of ‘halo’. Op de peulen verschijnen ronde, ingezonken, waterige vlekken die een vettig uiterlijk hebben. De ziekte verspreidt zich snel bij koel, nat weer en wordt vaak via zaad overgedragen. Het gebruik van gecertificeerd, ziektevrij zaad en een strikte vruchtwisseling zijn essentieel om deze ziekte te voorkomen.

Een andere belangrijke bacterieziekte is de bonenbrandvlekkenziekte, veroorzaakt door Xanthomonas axonopodis pv. phaseoli. Deze ziekte gedijt bij warmer weer dan vettigheid en veroorzaakt onregelmatige, bruine, necrotische vlekken op de bladeren, vaak met een smalle gele rand. Op de peulen ontstaan rode, ingezonken vlekken. Net als bij vettigheid is zaadoverdracht een belangrijke verspreidingsroute. Preventieve maatregelen zijn vergelijkbaar: gebruik schoon zaad, pas vruchtwisseling toe en vermijd het werken in een nat gewas.

Het bonenmozaïekvirus (BMV) is een van de meest voorkomende virusziekten bij bonen. Het virus veroorzaakt een mozaïekpatroon van lichte en donkere groene vlekken op de bladeren, evenals misvorming, opkrulling en een algehele dwerggroei van de plant. Het virus wordt voornamelijk overgedragen door bladluizen en kan ook via zaad worden verspreid. Er is geen remedie voor eenmaal geïnfecteerde planten. De beste bestrijding is preventie: kies resistente rassen, gebruik virusvrij zaad en bestrijd bladluizen om de verspreiding te beperken. Verwijder en vernietig geïnfecteerde planten onmiddellijk.

Hoewel er diverse andere virussen zijn die bonen kunnen aantasten, zijn de beheersmaatregelen over het algemeen hetzelfde. De focus ligt op het voorkomen van de introductie en verspreiding van het virus. Dit omvat het gebruik van resistent plantmateriaal, het bestrijden van de insecten (vectoren) die het virus overbrengen, zoals bladluizen en trips, en het handhaven van een goede tuinhygiëne. Het is cruciaal om te onthouden dat virussen niet kunnen worden bestreden met chemische middelen; preventie is de enige effectieve strategie.

Veelvoorkomende insectenplagen

Bladluizen zijn kleine, zachte insecten die zich in kolonies voeden met de sappen van jonge scheuten en de onderkant van bladeren. Ze kunnen de groei van de plant vertragen, bladeren doen krullen en een plakkerige substantie genaamd honingdauw achterlaten, waarop zwarte roetdauwschimmel kan groeien. Bovendien zijn bladluizen beruchte overbrengers van plantenvirussen. Gelukkig hebben ze veel natuurlijke vijanden, zoals lieveheersbeestjes, gaasvliegen en sluipwespen. Het stimuleren van deze nuttige insecten is een effectieve, biologische bestrijdingsmethode. Een harde waterstraal of een bespuiting met een oplossing van water en ecologische zeep kan ook helpen.

De bonenvlieg (Delia platura) kan aanzienlijke schade aanrichten, vooral in het vroege voorjaar in koude, natte grond die rijk is aan onverteerd organisch materiaal. De volwassen vlieg legt haar eitjes in de grond nabij de kiemende bonenzaden. De maden die uit de eitjes komen, boren zich in de zaden en de stengels van de jonge zaailingen, waardoor deze afsterven voordat ze goed en wel boven de grond zijn gekomen. Om problemen met de bonenvlieg te voorkomen, is het raadzaam om pas te zaaien als de grond voldoende is opgewarmd en om goed verteerde compost te gebruiken.

De zwarte bonenluis (Aphis fabae) is een specifieke bladluissoort die een voorkeur heeft voor bonen, met name tuinbonen. Ze vormen dichte, zwarte kolonies op de toppen van de planten en kunnen de groei ernstig belemmeren. Een traditionele en effectieve methode om de schade te beperken is het ’toppen’ van de tuinbonenplanten zodra de onderste peulen zich beginnen te vormen. Door de jonge, malse toppen, waar de luizen zich het liefst ophouden, te verwijderen, neem je de belangrijkste voedselbron weg. Deze toppen zijn overigens ook eetbaar.

De bonenkever (Acanthoscelides obtectus) is een plaag die zowel in het veld als in de opslag voor problemen kan zorgen. De volwassen kever legt eitjes op de rijpende peulen. De larven boren zich door de peulwand en vreten de zaden van binnenuit op, waardoor de bonen ongeschikt worden voor consumptie en als zaaigoed. De hele levenscyclus kan zich in opgeslagen droogbonen voortzetten, wat tot een volledige vernietiging van de voorraad kan leiden. Om dit te voorkomen, is het essentieel om de geoogste droogbonen te controleren en ze enkele dagen in de vriezer te leggen om eventuele aanwezige kevers, eitjes of larven te doden voordat ze worden opgeslagen.

Geïntegreerde plaagbestrijding

Geïntegreerde plaagbestrijding (IPM) is een holistische benadering die zich richt op het beheersen van ziekten en plagen op een duurzame en milieuvriendelijke manier. Het combineert verschillende strategieën en geeft de voorkeur aan niet-chemische methoden. De basis van IPM is preventie, zoals het kiezen van resistente rassen, het toepassen van vruchtwisseling en het zorgen voor een gezonde bodem en sterke planten. Een gezonde plant is immers minder vatbaar voor problemen.

Een belangrijk onderdeel van IPM is het monitoren van het gewas. Inspecteer je planten regelmatig en zorgvuldig op de eerste tekenen van ziekten of de aanwezigheid van plagen. Vroege detectie maakt het mogelijk om in te grijpen voordat een probleem escaleert. Leer de verschillende ziektebeelden en insecten (zowel schadelijke als nuttige) herkennen. Dit stelt je in staat om een weloverwogen beslissing te nemen over de noodzaak en de methode van bestrijding.

Biologische bestrijding is een pijler van IPM. Dit omvat het actief bevorderen van natuurlijke vijanden van plagen. Creëer een diverse tuinomgeving met bloeiende planten die nuttige insecten zoals lieveheersbeestjes, sluipwespen, zweefvliegen en roofwantsen aantrekken en van voedsel en onderdak voorzien. Deze natuurlijke predatoren en parasieten kunnen plaagpopulaties op een effectieve manier onder controle houden zonder dat er ingegrepen hoeft te worden.

Pas chemische bestrijdingsmiddelen alleen toe als laatste redmiddel, wanneer andere methoden hebben gefaald en de economische of oogstdrempel wordt overschreden. Kies indien mogelijk voor de minst schadelijke, biologische of ecologische middelen, zoals insecticidale zeep, neemolie of preparaten op basis van Bacillus thuringiensis. Gebruik deze middelen selectief en gericht op het probleem om de impact op nuttige insecten en het milieu te minimaliseren. Een goed doordacht IPM-programma leidt tot een gezonder ecosysteem in de tuin en een veilige, overvloedige oogst.

Misschien vind je dit ook leuk