Share

De voedingsbehoefte en bemesting van bonen

Daria · 22.06.2025.

Een uitgebalanceerde voeding is fundamenteel voor de ontwikkeling van sterke, gezonde bonenplanten en een overvloedige oogst. Hoewel bonen, als peulvruchten, in staat zijn om via een symbiotische relatie met bacteriën hun eigen stikstof te produceren, hebben ze nog steeds een reeks essentiële macro- en micronutriënten nodig uit de bodem voor een optimale groei, bloei en vruchtzetting. Het begrijpen van de specifieke voedingsbehoeften van bonen en het toepassen van een doordachte bemestingsstrategie is daarom van groot belang. Een correcte bemesting zorgt niet alleen voor een hogere opbrengst, maar verbetert ook de kwaliteit van de bonen en verhoogt de weerstand van de plant tegen ziekten en plagen.

De basis van een goede voedingsstrategie begint bij een gezonde, vruchtbare bodem. Voordat er ook maar een zaadje de grond in gaat, is het essentieel om de bodem te verrijken met organisch materiaal. Goed verteerde compost, oude stalmest of bladaarde zijn uitstekende bodemverbeteraars die een breed spectrum aan voedingsstoffen langzaam vrijgeven gedurende het groeiseizoen. Dit organische materiaal verbetert niet alleen de vruchtbaarheid, maar ook de bodemstructuur, het waterhoudend vermogen en het bodemleven, wat allemaal bijdraagt aan een gezonde groeiomgeving voor de bonenwortels. Een bodemtest kan waardevolle informatie geven over de pH-waarde en de aanwezige nutriëntenniveaus, waardoor een meer gerichte bemesting mogelijk is.

Bonen hebben, net als alle planten, drie primaire macronutriënten nodig: stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K). Dankzij hun stikstofbindende vermogen is de behoefte aan externe stikstof relatief laag. Een overmaat aan stikstof kan zelfs contraproductief zijn, omdat dit leidt tot een weelderige groei van bladeren ten koste van de bloemen en peulen. Fosfor is daarentegen cruciaal voor een sterke wortelontwikkeling, de energieoverdracht binnen de plant en de vorming van bloemen. Kalium speelt een sleutelrol in de algehele plantgezondheid, de waterhuishouding, de ziekteresistentie en de ontwikkeling van kwalitatief goede peulen.

Naast de macronutriënten hebben bonen ook diverse secundaire nutriënten en micronutriënten (sporenelementen) nodig, zij het in kleinere hoeveelheden. Calcium is belangrijk voor de celwandstructuur, terwijl magnesium een centraal onderdeel is van het chlorofylmolecuul, essentieel voor de fotosynthese. Sporenelementen zoals borium, zink, mangaan en ijzer zijn onmisbaar voor diverse enzymatische processen binnen de plant. Een bodem die rijk is aan organisch materiaal bevat doorgaans een voldoende hoeveelheid van deze sporenelementen, waardoor specifieke tekorten minder vaak voorkomen.

De rol van stikstof, fosfor en kalium

Stikstof (N) is een essentieel bestanddeel van eiwitten, enzymen en chlorofyl, en is daarmee cruciaal voor de vegetatieve groei van de plant, oftewel de ontwikkeling van stengels en bladeren. Zoals eerder vermeld, hebben bonen het unieke vermogen om atmosferische stikstof te binden met behulp van Rhizobium-bacteriën in hun wortelknolletjes. Hierdoor is de behoefte aan stikstofbemesting aanzienlijk lager dan bij veel andere groenten. Een kleine startgift stikstof kan nuttig zijn om de jonge plant op gang te helpen voordat de stikstoffixatie volledig actief is, maar overmatige bemesting moet worden vermeden. Te veel stikstof resulteert in weelderige, zwakke planten met veel blad en weinig bonen.

Fosfor (P) speelt een vitale rol in de energiehuishouding van de plant en is van fundamenteel belang voor de wortelontwikkeling, bloemvorming en zaadproductie. Een voldoende aanbod van fosfor in de vroege groeistadia zorgt voor een sterk wortelstelsel, wat de plant in staat stelt om efficiënter water en andere voedingsstoffen op te nemen. Een tekort aan fosfor kan leiden tot een vertraagde groei, een paarsachtige verkleuring van de bladeren en een slechte bloei en vruchtzetting. Bronnen van organische fosfor zijn onder andere beendermeel en compost.

Kalium (K), vaak het ‘kwaliteitsnutriënt’ genoemd, is betrokken bij meer dan 50 verschillende plantenprocessen. Het reguleert de opening en sluiting van de huidmondjes, wat de waterhuishouding van de plant beïnvloedt, en is essentieel voor het transport van suikers van de bladeren naar de vruchten. Een adequate kaliumvoorziening verbetert de algemene stevigheid en gezondheid van de plant, verhoogt de weerstand tegen ziekten en droogte, en draagt bij aan de grootte, smaak en houdbaarheid van de bonen. Houtas (met mate) en vinassekali zijn goede organische bronnen van kalium.

Een uitgebalanceerde bemesting voor bonen richt zich dus op een relatief lage stikstofgift en een voldoende aanbod van fosfor en kalium. Een meststof met een N-P-K verhouding van bijvoorbeeld 5-10-10 is vaak geschikt. Het is altijd beter om te vertrouwen op de langzame afgifte van voedingsstoffen uit compost en andere organische materialen, die een evenwichtige voeding bieden zonder het risico van overbemesting. Dit creëert een duurzaam en veerkrachtig bodemsysteem dat de planten gedurende het hele seizoen ondersteunt.

Organische bemestingsmethoden

Compost is zonder twijfel de hoeksteen van een organische bemestingsstrategie voor bonen. Het is een complete bodemverbeteraar die niet alleen een breed scala aan macro- en micronutriënten levert, maar ook de bodemstructuur verbetert, het waterhoudend vermogen verhoogt en het bodemleven stimuleert. Het inwerken van een royale laag goed verteerde compost in het plantbed vóór het zaaien voorziet de bonenplanten van een stabiele, langzaam vrijkomende bron van voedingsstoffen gedurende een groot deel van het groeiseizoen. Dit is vaak al voldoende om een gezonde groei te garanderen zonder de noodzaak van aanvullende bemesting.

Groenbemesters zijn een andere uitstekende organische methode om de bodemvruchtbaarheid te verbeteren. Het telen van een gewas zoals klaver, wikke of rogge in de herfst of winter, en dit in het voorjaar onder te werken, voegt een aanzienlijke hoeveelheid organische stof en voedingsstoffen toe aan de bodem. Peulvruchtige groenbemesters, zoals klaver en wikke, hebben bovendien het vermogen om stikstof uit de lucht te binden, waardoor de bodem op een natuurlijke manier wordt verrijkt. Dit creëert een ideale basis voor de daaropvolgende bonenteelt.

Voor een meer gerichte aanpak kunnen specifieke organische meststoffen worden gebruikt om eventuele tekorten aan te vullen. Beendermeel is een uitstekende langzaam werkende bron van fosfor, ideaal om de wortelontwikkeling en bloei te stimuleren. Vinassekali, een bijproduct van de suikerindustrie, is een goede bron van kalium die de vruchtontwikkeling en de algemene plantweerbaarheid ten goede komt. Het is belangrijk om deze meststoffen volgens de aanwijzingen op de verpakking te gebruiken en ze licht in de bovenste bodemlaag in te werken.

Vloeibare organische meststoffen, zoals thee gemaakt van compost of smeerwortelgier, kunnen worden gebruikt als een aanvullende voedingsboost tijdens de meest veeleisende groeifasen, zoals de bloei en de peulzetting. Deze vloeibare voedingsstoffen worden snel door de plantenwortels opgenomen en kunnen helpen om de planten een extra stimulans te geven wanneer ze die het meest nodig hebben. Verdun deze vloeibare meststoffen altijd goed met water om te voorkomen dat de wortels verbranden, en pas ze toe op een vochtige bodem voor de beste opname.

Symptomen van voedingstekorten

Het herkennen van symptomen van voedingstekorten is een belangrijke vaardigheid voor elke tuinier. Een stikstoftekort manifesteert zich meestal als een algemene vergeling van de oudere, onderste bladeren. Omdat stikstof een mobiel nutriënt is in de plant, wordt het van de oudere bladeren naar de nieuwe groei verplaatst. De plant zal ook een spichtige, ongezonde groei vertonen. Hoewel dit bij bonen minder vaak voorkomt, kan het optreden in zeer arme grond of als de stikstoffixatie niet goed op gang komt.

Een tekort aan fosfor kan moeilijker te herkennen zijn. Het leidt vaak tot een vertraagde, dwergachtige groei en de bladeren kunnen een donkergroene tot blauwgroene of zelfs paarsachtige tint krijgen. De bloei zal zwak zijn en de peulzetting teleurstellend. Deze symptomen zijn vaak het duidelijkst bij jonge planten. Een fosfortekort kan worden veroorzaakt door een daadwerkelijk tekort in de bodem, maar ook door een te lage pH-waarde of koude bodemomstandigheden, die de opname van fosfor door de wortels belemmeren.

Kaliumtekort is meestal het eerst zichtbaar aan de randen van de oudere bladeren, die geel worden en later bruin en necrotisch (afgestorven). Dit staat bekend als bladrandchlorose. De plant kan een slappe indruk maken en is vatbaarder voor ziekten en stress door droogte of hitte. Omdat kalium essentieel is voor de vruchtontwikkeling, zal een tekort leiden tot slecht gevulde, kwalitatief mindere peulen. Het toevoegen van houtas of een andere kaliumrijke meststof kan dit probleem verhelpen.

Tekorten aan micronutriënten komen minder vaak voor, maar kunnen ook specifieke symptomen veroorzaken. Een ijzertekort bijvoorbeeld, leidt tot chlorose (vergeling) van de jonge, nieuwe bladeren, terwijl de nerven groen blijven. Dit treedt vaak op in bodems met een hoge pH-waarde (alkalische gronden). Het is belangrijk om de symptomen correct te diagnosticeren, aangezien een verkeerde bemesting het probleem kan verergeren. Een bodemtest en een zorgvuldige observatie zijn de beste hulpmiddelen om de voedingsstatus van je bonenplanten te beoordelen.

Timing en toepassing van meststoffen

De timing van de bemesting is net zo belangrijk als de keuze van de meststof zelf. De basisbemesting moet worden toegepast tijdens de voorbereiding van het plantbed, enkele weken voor het zaaien. Dit omvat het inwerken van compost en, indien nodig, een uitgebalanceerde granulaat meststof. Dit zorgt ervoor dat de voedingsstoffen goed verdeeld zijn in de wortelzone en beschikbaar zijn voor de planten vanaf het moment van kieming. Deze basisbemesting is vaak al voldoende voor de gehele teelt, vooral in een vruchtbare, goed onderhouden tuinbodem.

Een aanvullende bemesting, ook wel bijbemesting genoemd, kan nodig zijn op armere gronden of wanneer de planten tekenen van een voedingstekort vertonen. De meest kritieke periode voor een eventuele bijbemesting is net voordat de planten beginnen te bloeien. Op dit moment schakelt de plant over van vegetatieve groei naar de reproductieve fase, wat een aanzienlijke hoeveelheid energie en voedingsstoffen vereist. Een lichte gift van een fosfor- en kaliumrijke meststof kan de bloemvorming en de daaropvolgende peulzetting ondersteunen.

De methode van toepassing is ook van belang. Vaste, korrelvormige meststoffen moeten licht worden ingewerkt in de bovenste laag van de grond rond de planten, gevolgd door een goede watergift. Dit helpt om de voedingsstoffen op te lossen en naar de wortelzone te transporteren. Vermijd direct contact tussen de mestkorrels en de stengel of bladeren van de plant, omdat dit verbranding kan veroorzaken. Een alternatief is het aanleggen van een zijdelingse bemestingsgeul (side-dressing) op enkele centimeters afstand van de plantenrij.

Overbemesting is een veelgemaakte fout die meer kwaad dan goed kan doen. Het kan leiden tot de ophoping van zouten in de bodem, wat de wortels kan beschadigen en de wateropname kan belemmeren. Een overmaat aan stikstof, zoals eerder besproken, stimuleert bladgroei ten koste van de bonen. Het is altijd beter om te beginnen met een gezonde bodem en organische materialen te gebruiken die hun voedingsstoffen langzaam afgeven. Wees conservatief met aanvullende bemesting en pas deze alleen toe wanneer dat echt nodig is, gebaseerd op de conditie van de planten en de bodemvruchtbaarheid.

Misschien vind je dit ook leuk