In de wereld van de groenteteelt is selderij een gewaardeerd maar kwetsbaar gewas, waarvan de succesvolle teelt aanzienlijke expertise en aandacht vereist. Om een overvloedige oogst te realiseren, is een grondige kennis van de ziekten en plagen die de plant bedreigen, evenals een effectieve en tijdige bestrijding ervan, essentieel. Ziekteverwekkers en plagen kunnen niet alleen de hoeveelheid van de oogst verminderen, maar ook de kwaliteit en marktwaarde ervan aanzienlijk aantasten, en in ernstige gevallen zelfs leiden tot het afsterven van het volledige gewas. Daarom zijn preventie en de toepassing van geïntegreerde gewasbeschermingsstrategieën van cruciaal belang voor elke selderij teler die op lange termijn een succesvolle en duurzame bedrijfsvoering wil nastreven. Hieronder presenteren we in detail de belangrijkste schimmel-, bacteriële en virale ziekten van selderij, evenals de dierlijke plagen die de grootste uitdaging vormen tijdens de teelt.
Schimmelziekten: de onzichtbare vijand
Tijdens de selderijteelt vormen schimmelziekten een van de meest voorkomende en schadelijke problemen, die zich onder optimale omstandigheden extreem snel kunnen verspreiden. Hoge luchtvochtigheid, een dicht gewas en gematigd warm weer creëren ideale omstandigheden voor de vermenigvuldiging en infectie van pathogene schimmels. Deze ziekten kunnen niet alleen het loof aantasten, waardoor het fotosynthetische oppervlak wordt verkleind, maar ook de knol, wat leidt tot opslagproblemen en aanzienlijk economisch verlies. Preventie, zoals de toepassing van vruchtwisseling en het waarborgen van de juiste plantafstand, is van fundamenteel belang om het risico op schimmelinfecties te minimaliseren.
Een van de belangrijkste schimmelziekten is bladvlekkenziekte (Septoriaapiicola), die ernstige schade aan het loof kan veroorzaken. De eerste tekenen van infectie verschijnen op de oudere, onderste bladeren in de vorm van kleine, geelgroene vlekken, die later bruin worden, afsterven en in het midden kleine, zwarte puntjes, de vruchtlichamen (pycnidiën) van de schimmel, zichtbaar worden. De ziekteverwekker verspreidt zich via geïnfecteerd zaad, plantenresten en regenspatten, waardoor regenachtige periodes bijzonder gunstig zijn voor het ontstaan van epidemieën. Als gevolg van de ziekte neemt het loof van de plant aanzienlijk af, wat ten koste gaat van de knolontwikkeling en uiteindelijk de hoeveelheid en kwaliteit van de oogst drastisch vermindert.
Selderijroest (Pucciniaapii) kan ook een ernstig probleem vormen, met karakteristieke symptomen voornamelijk op de bladeren en bladstelen. Als gevolg van de infectie verschijnen er kleine, verheven, roestbruine puistjes (uredosporenhoopjes) op de groene delen van de plant, waaruit de schimmelsporen ontsnappen en het gewas verder infecteren. De ziekte vermindert het assimilatievermogen van de plant, verzwakt deze en verlaagt de marktwaarde, aangezien het roestvlekkige loof de selderij onverkoopbaar maakt. De ziekteverwekker overwintert op geïnfecteerde plantenresten, dus grondbewerking in de herfst en de vernietiging van gewasresten zijn cruciaal om infectie in het volgende jaar te voorkomen.
Onder de bodemgebonden ziekteverwekkers springt fusarium-basis- en knolrot (Fusariumoxysporum f. sp. apii) eruit, die via de wortels en de knol van de plant infecteert. De ziekte begint met het verwelken en vergelen van de plant, wat later leidt tot het afsterven van de hele plant, vooral tijdens warme, droge periodes. Bij het doorsnijden van de knol is een bruine verkleuring van de vaatbundels te zien, wat een duidelijk teken van infectie is. Aangezien de ziekteverwekker vele jaren in de bodem infectieus kan blijven, is de basis van de bestrijding een strikte vruchtwisseling, het behoud van een gezonde bodem en de keuze voor resistente rassen, indien beschikbaar.
Uitdagingen van bacteriële en virale infecties
Naast schimmelziekten vormen ook bacteriën en virussen een ernstige bedreiging voor selderijgewassen, en veroorzaken ze vaak meer verraderlijke en moeilijk te beheersen problemen. Deze ziekteverwekkers kunnen systemische infecties veroorzaken die de hele plant verzwakken, en de bestrijding ervan is vaak beperkt tot preventie, aangezien er weinig effectieve remedies zijn voor een reeds gevestigde infectie. Vectoren zoals insecten, of mechanische schade die een toegangspoort voor de ziekteverwekkers opent, spelen vaak een rol bij hun verspreiding. Hygiëne, plaagbestrijding en het gebruik van infectievrij plantmateriaal zijn daarom essentieel voor succes.
Van de bacteriële ziekten is bacterieel zachtrot, meestal veroorzaakt door de bacterie Erwiniacarotovora, de meest verwoestende. De infectie dringt de plant doorgaans binnen via wonden (insectenvraat, hagel, mechanische schade), waar het een snelle, waterige, papperige rotting van de weefsels veroorzaakt, vergezeld van een onaangename geur. De ziekte kan vooral tijdens de opslag enorme schade aanrichten, waar een enkele geïnfecteerde knol in korte tijd het verlies van de hele partij kan veroorzaken. Om dit te voorkomen, moet schade aan de planten tijdens de oogst en het transport worden vermeden, en moeten de juiste, koele en goed geventileerde opslagomstandigheden worden gewaarborgd.
Op het palet van virale ziekten is het selderijmozaïekvirus (Celery Mosaic Virus, CeMV) een van de belangrijkste ziekteverwekkers. De symptomen van een virale infectie kunnen gevarieerd zijn: karakteristieke mozaïekvlekken op de bladeren, nerfverheldering, dwerggroei van de plant en misvorming van de bladeren. CeMV wordt voornamelijk overgedragen door bladluizen op een niet-persistente manier, wat betekent dat het virus tijdens het zuigen onmiddellijk van de ene plant op de andere kan worden overgedragen. De ruggengraat van de bestrijding is daarom een consequente bestrijding van bladluizen, de bestrijding van onkruid als virusreservoir, en het planten van gegarandeerd virusvrije planten.
Selderij kan ook worden bedreigd door andere virussen, zoals het komkommermozaïekvirus (Cucumber Mosaic Virus, CMV), dat ook door bladluizen wordt verspreid en vergelijkbare symptomen veroorzaakt. De bestrijding van virussen is een complexe taak die de bestrijding van vectoren omvat, de onmiddellijke verwijdering en vernietiging van geïnfecteerde planten uit het gewas, en de strijd tegen onkruid op en rond het perceel. De veredeling van resistente rassen kan op lange termijn een oplossing bieden, maar momenteel spelen preventieve agrotechnische en gewasbeschermingsmaatregelen de hoofdrol. Door de consequente toepassing van goede praktijken kunnen het risico en de schade van virale infecties aanzienlijk worden verminderd.
De diversiteit van dierlijke plagen
De selderijplant kan tijdens het groeiseizoen worden aangevallen door tal van dierlijke plagen, die verschillende delen van de plant beschadigen en directe en indirecte verliezen veroorzaken. Sommige plagen vreten aan het loof of zuigen eraan, waardoor het fotosynthetiserende oppervlak wordt verkleind, terwijl andere de wortels of de knol beschadigen, wat de water- en voedingsopname en de bewaarbaarheid van de oogst aantast. De wonden die door hun schade ontstaan, vormen bovendien een secundaire infectiepoort voor schimmel- en bacteriële ziekteverwekkers. Een effectieve bestrijding van plagen is gebaseerd op regelmatige gewasinspectie en de nauwkeurige identificatie van de plaag.
Een van de meest karakteristieke en vervelende plagen is de selderijvlieg (Euleiaheraclei), waarvan de larven in de bladeren mineren. De vrouwelijke vlieg legt haar eitjes op de bovenkant van het blad, en de uitkomende larven boren zich in tussen de twee epidermis-lagen van de bladschijf, waar ze karakteristieke, steeds breder wordende gangen, of mijnen, vreten. Deze mijnen zijn aanvankelijk lichtgroen, worden later bruin en sterven af, en bij een ernstige infectie kan het volledige loof worden vernietigd. De bestrijding moet worden getimed op de zwermperiode van de vliegen; met gele kleefplaten kan het begin en de intensiteit van de zwerm worden gevolgd, op basis waarvan het optimale tijdstip voor een gewasbeschermingsbehandeling kan worden bepaald.
Bladluizen (soorten uit de familie Aphididae) zijn een van de meest voorkomende en schadelijke zuigende plagen van selderij, die enorme kolonies kunnen vormen aan de onderkant van de bladeren en op jonge scheuten. Met hun zuigactiviteit verzwakken ze de plant, veroorzaken ze vervormingen en vergeling, maar hun indirecte schade is nog groter: ze scheiden honingdauw af, waarop roetdauwschimmel zich nestelt, wat de fotosynthese belemmert, en ze verspreiden talrijke virussen, waaronder het selderijmozaïekvirus. In de biologische bestrijding spelen hun natuurlijke vijanden, zoals lieveheersbeestjes en gaasvliegen, een grote rol, maar bij een zware infectie kan de toepassing van selectieve insecticiden noodzakelijk zijn.
De lijst van plagen wordt aangevuld door bodembewonende en andere plagen, die ook een ernstig probleem kunnen vormen. Nematoden, met name wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne soorten), belemmeren de ontwikkeling van de plant door knobbels op de wortels te veroorzaken, wat leidt tot verwelking en dwerggroei. Onder warme, droge omstandigheden kunnen spintmijten (Tetranychidae soorten) zich op de bladeren vermenigvuldigen, en hun fijne web en zuigactiviteit veroorzaken vergeling en bronskleuring van het loof. Daarnaast veroorzaken ritnaalden kwaliteitsschade door aan de knol te vreten, en vormen slakken voornamelijk een bedreiging voor jonge zaailingen en vochtig loof.
Geïntegreerde gewasbescherming en preventie
Geïntegreerde gewasbescherming (IPM) is een complexe, milieubewuste benadering die streeft naar het beheersen van alle gewasbeschermingsproblemen die zich voordoen bij de selderijteelt door een rationele combinatie van de beschikbare methoden. Het doel van deze strategie is niet de volledige uitroeiing van plagen en ziekteverwekkers, maar het houden van hun populatie onder een economische schadedrempel, die geen significant oogstverlies meer veroorzaakt. De basis van IPM is preventie, regelmatige monitoring en zorgvuldige afweging van interventies, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan milieuvriendelijke oplossingen. Deze holistische aanpak zorgt voor een op lange termijn duurzame en economische selderijteelt.
De basis van de bestrijding wordt gevormd door agrotechnische en mechanische methoden, waarmee ongunstige omstandigheden voor ziekteverwekkers en plagen kunnen worden gecreëerd. Het belangrijkste is het volgen van een correcte vruchtwisseling, waarbij de teelt van schermbloemige planten na elkaar wordt vermeden om de levenscyclus van ziekten te doorbreken. Diep ploegen helpt om geïnfecteerde plantenresten in de bodem te werken, en een goede bodemstructuur en drainage verminderen het risico op bodemgebonden schimmels. Het gebruik van gecertificeerd, ontsmet, gegarandeerd ziektevrij zaad en gezonde zaailingen bij de start van de teelt is van fundamenteel belang.
Biologische bestrijding is het gebruik van levende organismen om plaagpopulaties te reguleren, wat een steeds grotere rol speelt in de moderne gewasbescherming. Dit omvat de bescherming en bevordering van de natuurlijke vijanden van plagen, zoals lieveheersbeestjes, gaasvliegen en roofwantsen, door het aanleggen van bloeiende stroken op en rond het perceel. Daarnaast kunnen specifieke, commercieel verkrijgbare bio-pesticiden worden ingezet, die bijvoorbeeld gebaseerd zijn op de bacterie Bacillusthuringiensis of de schimmel Beauveriabassiana, en selectief werken op bepaalde plaaggroepen terwijl ze nuttige organismen sparen.
Chemische gewasbescherming is het laatste, maar indien nodig onvermijdelijke, element van de geïntegreerde strategie. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet altijd gebaseerd zijn op een nauwkeurige diagnose, prognose en een beoordeling van de schadedrempel. Het is belangrijk om het juiste, doelgerichte middel te kiezen en de gebruiksaanwijzing, dosering en wachttijden strikt na te leven om de voedselveiligheid en het milieu te beschermen. Om de ontwikkeling van resistentie te voorkomen, is het essentieel om bewust te wisselen (roteren) tussen actieve ingrediënten met verschillende werkingsmechanismen, waardoor de effectiviteit van chemische bestrijding op lange termijn wordt gewaarborgd.